LOGISCH DAT JE JE KLEM GEZET VOELT

De boerenprotesten hebben de complexiteit van het Nederlandse agrarische bestel blootgelegd. Foodlog nodigt diverse ketenpartijen en stakeholders uit te antwoorden op vijf vragen. We proberen de uitdagingen en kansen binnen het Nederlandse voedselsysteem te ontdekken via hun ogen. De beurt is aan Ron Methorst, lector Omgevingsinclusief ondernemen aan de Aeres Hogeschool in Dronten. Hij formuleerde zijn antwoorden in samenspraak met Dirk de Groot, instroomcoördinator en hogeschooldocent aan Aeres.

1. Welke terechte motieven hadden de boeren om te protesteren?

Veel van de maatschappelijke uitdagingen worden neergelegd op het boerenerf: ’red je er maar mee, jullie zijn ondernemers, los het probleem maar op’. Als boer ben je meegegroeid met brede ontwikkelingen, aangestuurd door (neo-)liberaal beleid, nu ben jij ‘de sjaak’. De ‘wenslandbouw’ past niet bij economische werkelijkheden. Er is diversiteit in visies: is er een probleem, welk probleem dan, hoe meet je en het lijkt ook nog alsof wonen en verkeer en vliegen en industrie ‘gewoon’ door mogen gaan. Er liggen modelberekeningen die als werkelijkheid genomen worden voor politieke keuzes. Logisch dat je je klem gezet voelt.

De water-, land- en luchtopgaven dwingen de boeren tot nieuwe investeringen die doorgaans alleen met vreemd vermogen en schaalvergroting en nog grotere arbeidsproductiviteit opgelost kunnen worden, omdat de kosten niet doorberekend worden in de verkoopprijs af boerderij. Dat leidt tot druk op de economie en daling van het aantal boerenbedrijven.

2. Hebben de Europese Commissie en de Europese Raad de boerenprotesten afdoende opgelost?

Het heeft politiek zeker aandacht opgeleverd. Of het opgelost is, is een andere vraag. Dé stem is overigens ook lastig, er is niet 1 stem. De stem van boeren waar de relatie met de sociale en ecologische omgeving centraler staat is veel minder geuit en gehoord.

Als de oplossing is om de condities voor het huidige productiemodel in stand te houden versterkt dit vooral de bestaande ontwikkeling (die van alle tijden is): kapitaalkrachtige boeren worden groter. Zonder verandering in de macht van ketens en markten blijft het boerenbedrijf de parkeerplek van risico’s en kosten.

Als maatschappij willen we een mooie leefomgeving. We stellen boerenbedrijven echter onvoldoende in staat om die wensen te realiseren waar dat wel goed zou kunnen. Zolang we blijven denken in tegemoetkoming van minder opbrengsten gaat het niet werken, maatschappelijke waarde leveren moet volwaardig deel kunnen zijn van je bedrijfsstrategie. Significant hogere voedselprijzen kan in niches, niet voor de grote hoeveelheden voedsel.

De huidige politieke keuzes leiden naar een economisch gedreven transitie waarbij maar zeer de vraag is of het leidt tot een betere ecologie: schonere lucht, schoner water, betere bodem, meer biodiversiteit, mooier landschap en rijkere natuur.

3. In Nederland veroorzaken de invoering van Kader Richtlijn Water, de mestnormen en het natuur- en stikstofbeleid krimp van de agrarische productie.

a) Wat betekent krimp voor de Nederlandse verwerkende sector?

Logisch lijkt dat de toeleverende en verwerkende industrie verkleint en verplaatst naar andere landen. Deze sectoren maken strategische en financiële afwegingen over investeringen, in die afweging speelt het ‘trots zijn op de sector’ uiteindelijk maar een hele kleine rol.

Dit kan regionaal behoorlijk negatief effect hebben op economie en cultuur van de regio zoals ook woonboerderijen de regionale cultuur kunnen veranderen. Productiecapaciteit verlagen is een stevige afschrijvingspost, die deels ook bij coöperaties komt te liggen, dus bij de boeren als eigenaren.

Gaat kennis en innovatie ook verplaatsen? Goede vraag, niet noodzakelijkerwijs, we leveren vanuit Nederland nu ook wereldwijd kennis en innovatie. Korte lijnen blijft erg handig.

b) Wat betekent krimp voor zijn afnemers (detailhandel en buitenland)?De vraag naar primaire producten blijft, de inkoper gaat de loketten langs waar het te halen is, als er een wegvalt gaan zij naar een andere. Export van voedsel vanuit Nederland wordt minder, in veel supermarkten in Noordwest-Europa ligt momenteel wel Nederlands product in de schappen, dat moet wel vervangen worden, de behoefte eraan stopt niet.

Zoals wij kansen in de markt pakten, zullen nu anderen die kansen pakken. Mogelijk zijn dat Nederlandse boeren die elders investeren. Er is een groep grotere boeren (met meerdere locaties etc.) die sterkere posities krijgt met inkoopvoordelen en verkoopvoordelen en daarin zakelijke afwegingen maakt. Dan draait het financiële vliegwiel soms ook zomaar de goede kant op, rendementen uit bijvoorbeeld windmolens versterken dit. Voor deze groep boeren is de locatie van hun bedrijf ook minder belangrijk. Dat het technisch en economisch goed draait, daar ligt de focus.

4. Wat kunnen overheden, ketenpartners en NGO’s op korte en op lange termijn doen om de druk die ontstaat tussen hoge consumentprijzen en lage boereninkomens op te lossen?

De markt is simpel: alle kosten die vermijdbaar zijn wil de markt ook uit alle macht vermijden. Heb je extra kosten voor omgevingsfactoren: dat is jouw probleem, los het maar op met schaalvergroting. Dat betekent een versnelling naar veel minder bedrijven die veel groter zijn. De bedrijven met lokale meerwaarde vallen weg. Als we die wel belangrijk vinden, dan moeten wij dat mogelijk maken met een financiële waardering. Die waarde in de breedte van landbouw uit de voedselprijs halen gaat niet. Zulke hoge voedselprijzen zijn niet haalbaar buiten niche markten en er zijn veel mensen die goed voedsel dan niet meer betalen kunnen. Of we gaan betalen voor ecologische en sociale meerwaarde, of die waarde wordt niet meer geleverd.

5. Hoe ziet u de toekomst van uw sector in relatie tot die van de Nederlandse landbouw?

Een krimp zal dus sowieso effect hebben op het aantal banen in Nederland. Tegelijk zijn de studentaantallen al langer gebaseerd op toekomstgerichte bedrijven. Het boer-zijn en deel zijn van die wereld zit een laag dieper dan ‘het lijkt mij wel leuk’, er blijft een kern die dit trekt.

Er blijft ook behoefte aan mensen met inzicht in de praktijk en complexiteit van het landbouwvoedselsysteem. Er blijft behoefte aan aanpakkers en veranderaars. Een verdere concentratie van opleidingen lijkt logisch. Daarbij blijft opleiden voor het productiedoel belangrijk. Veel mensen realiseren zich niet hoe belangrijk, trouwens; de winkelschappen vullen zich niet vanzelf. Daarbij verwacht ik (of hoop ik) ook meer nadruk op het ontwikkelen van agrarische bedrijven met specifieke lokale meerwaarde. Het aantal boeren dat een inkomen weet te behalen in de randen van stad en natuur kon wel eens fors gaan stijgen. Zij leveren niet de ‘tonnen’ aan voedselproducten, zij leveren wel grote maatschappelijk waarde.

Onze Vlaamse contentpartner Vilt startte deze serie in Vlaanderen met interviews door de hele keten heen; Foodlog zet de serie nu voort in Nederland. Via de tag Boerenboosheid & de keten kun je alle bijdragen vinden. Vraag 4. stelden we bewust zoals hij geformuleerd is. Boeren zijn op dit moment vrijwel nergens boos vanwege slechte prijzen, hoewel de Nederlandse melkveehouderij achterblijft. Het probleem van boeren in de dure productiegebieden waar de grond steeds schaarser wordt, zijn de hoge productiekosten waardoor het inkomen van boeren in de lage landen bij de Noordzee navenant meer te lijden heeft van duurzaam overheidsbeleid. Dure milieu-, natuur- en klimaatmaatregelen in combinatie met dure akkers en weidegronden in onze dichtbevolkte regio, dreigen Nederland en Vlaanderen voor de gemiddelde boer maar mogelijk ook voor de bovengemiddeld presterende boerenbedrijven onvoldoende rendabel te laten worden. Dat is het gevolg van de schaarbeweging tussen toenemende kosten en achterblijvende hogere opbrengsten. Onze boeren lijken in een nadelige positie ten opzichte van concurrenten op de interne Europese markt te komen, terwijl ze die er sinds WO II altijd uit wisten te concurreren door hun efficiency.

2024-05-07T05:20:54Z dg43tfdfdgfd